Where the streets have no name

Mijn eerste maand in Addis zit erop. En het is fantastisch! Bruisend, veilig en iedereen zegt salem op straat!

De grootste uitdaging tijdens mijn verblijf? Navigeren.
Addis Ababa, een stad van waarschijnlijk 9 miljoen, heeft namelijk geen werkend adressysteem. De grote straten hebben van de overheid wel een naam gekregen.  Allemaal heel politiek: Ethio-China street en Haile Gebre Selassi street. Maar op onderweg kent niemand die namen. De grote weg bij mij om de hoek heet eigenlijk Cameroon street, maar een taxi schudt nee als je daarnaar vraagt. Hij kent het als Telebole, vernoemd naar het airport Bole en het telecomgebouw die de straat verbindt. En Telebole zie je dan weer niet terug in de Lonely Planet of op Google maps. Andere straten, zoals die bij mijn Guest House hebben helemaal geen naam.

Google maps Addis Ababa

Hoe moet je je dan navigeren?! Wie geen tomtom heeft, gebruikt tamtam.
Hotels, rotondes, tankstations en ziekenhuizen zijn voornaamste orientatiepunten. Zo kreeg ik vorige week deze sms om me te helpen naar een Yemeni restaurant: Vanaf Atlas Hotel ga je omhoog richting Chechnya, dan zie je aan de linkerkant eerst Oh Canada en bij H20club is het aan de rechterkant. Het is niet moeilijk! Maar als er iets is bel me.”
Je leest het. Deze beschrijving is peanuts voor Addis begrippen. Gelukkig zijn taxichauffeurs zeer doorwinterde hotspots vinders of stappen gerust 6 keer de auto uit om het een wachtende collega even te vragen.

Een slag moeilijker wordt het om je te verplaatsen zonder taxi. De taxi is relatief duur, dus de gemiddelde Addiaan gebruikt de minivan. Blauw-witte gevaarten uit de Soviettijd die nog net niet uit elkaar vallen. Je betaalt dan ook slechts 3 birr voor een gemiddelde rit, gelijk aan 15 cent. Voor dat geld krijg je alleen geen enkele service. Er zijn geen routes, geen vertrektijden en geen haltepalen. De conducteurs van de volgepropte busjes roepen hard de bestemming uit het raam en stoppen abrupt als je meewilt. Locals kennen de vaste bestemmingen en stops van hun blue donkeys. Rond de spits staan hordes mensen op de hoek van een straat – voor mij totaal willekeurig maar het blijkt een eindhalte. En zeer beleefd wacht iedereen in een lange rij, één voor één achter elkaar, zodat niemand een plek in de volle minibus bemachtigd. Maar als er door bouwwerkzaamheden een straat dicht is, kijkt de rij perplex om zich heen. En dan treedt de tamtam weer in zijn werk om iedereen naar de nieuwe stop te leiden. Zo gaat dat hier. In een dynamische stad zonder veel structuur komt alles toch op zijn pootjes terecht.