Condors in de Colca canyon

In het zuiden van Peru, bij de grote stad Arequipa, ligt de op een na diepste canyon van de wereld, met 4160 meter twee keer zo diep als de Grand Canyon. Wij wilden dat natuurlijk bekijken en beklimmen. Bij de organisatie Peru Schweiz (waarom die naam snappen wij ook niet) boekten we een tour van 3 dagen met gids. Onze club van 11 bestond uit Denen, een Ierse, een Peruaanse, Duitsers en meer Nederlanders. De superfitte en enthousiaste gids was “Chici” en zijn assistent de rustige Juan Carlos.

Op dag 1 werden we om 3AM opgepikt bij het hostel om uren door het koude berglandschap te rijden. Daar wachtte ons na het ontbijt het eerste hoogtepunt: Condors spotten bij Cruz del Condor. De grootste gieren ter wereld slapen daar net onder en rond 9 uur vliegen ze met zijn allen heel laag over dat punt. Je hoort het suizen boven je hoofd. Enorm indrukwekkend.

Daarna begonnen we aan de afdaling van 3286 naar 2100 meter. Het stuk van 200 meter omhoog deden we als wedstrijd, waar iedereen hijgend boven kwam maar bij het mini-drankstalletje met een koude Cuscueno bier kon bijkomen.We sliepen ook bij de locals. Een dorpje van 60 man dat bijna zelfvoorzienend is en leeft van het verbouwen van vijgen, avacados en peren. De dorpjes zijn slechts begaanbaar over kleine stijle wegen, dus de goederen worden met ezels naar nabije markten gebracht. Met de hele groep kookten we griesmeelsoep (serieus) en groenten met rijst in een keuken waar kippen en cavia’s rondscharrelen. Zij eten de resten en wachten om gegeten te worden.

De volgende ochtend daalden we opnieuw af in de canyon. Onderweg zagen we dat het ene dorp de Katholieke kerk had, het ander de school en het derde dorp het ziekenhuis. Zo delen de dorpen elkaars faciliteiten. De bergdorpjes zijn dus Katholiek, maar de inheemse inwoners doen elk jaar nog Inca rituelen. Ze offeren allerlei groenten, lamavlees en drank om de berggoden te vragen om water voor hun plantages. Slechts een klein gebaar. Want vroeger offerden de inca’s jonge kinderen bovenaan de berg. Inmiddels zijn er in de regio al 1000 bevroren mummies gevonden. Juanita is de meest bekende, dit rijkelijk versierde mummiekindje was volledig in tact en ligt nu in een museum.

Wij kwamen een paar uur later aan diep in de Canyon, waar een tropische oase ligt. De zon scheen fel en wij konden heerlijk bijkomen in het zwembad tussen alle kleuren bloemen en palmbomen.In de middag werd er een potje voetbal ingelast met Europeanen en Peruaanse gidsen. Waar in Peru je ook komt, hoe klein en afgelegen het dorp ook, ze hebben er altijd een voetbalstadion. Pim heeft met elke Peruaanse man ook hetzelfde gespek. “Aah Olanda, van Persie, Cruijff”. En dan Pim met zijn kennis van het Peruaanse voetbal “Siiii, Pizarro, Farfan, Solano”. Deze laatste is inmiddels 40 jaar, maar telt in de Peruaanse competitie nog volop mee. Een trieste situatie, want hoezeer de Peruanen het voetbal ook aanbidden, zelf bakken ze er niet veel van.

De laatste avond moesten we vroeg naar bed, want om 5AM de volgende dag zouden we beginnen aan de moordende klim van 1100 meter omhoog. Omdat het ontbijt pas boven wachtte hield iederen zich staande met bananen en droge energiekoeken. Niet iedereen durfde de klim aan, dus een paar boekten een ezel om ze naar boven te dragen. Wij kwamen 2 uur en een kwartier later boven. Gezien de enorme hoogte waarop je je klim al begint best een prestatie. En het uitzicht is de ultieme beloning. Na het echte ontbijt bezochten we hot springs om onze spieren te ontspannen en op de terugweg stopten we op ons hoogste punt ooit 4900 meter, hoger dan de Mont Blanc. Daar was het ineens ijzig koud, maar kon je wel uitkijken op de besneeuwde toppen van de Misti vulkaan.